70
6 FEBRUARI 1925.
fende Leiden (Tweede Kamer 1918— 1919 bijl. no. 423)
belangrijke bebouwing over de grens van de zich uitbrei.
dende gemeente in den regel als de „beslissende factor" bij
grenswijziging wordt beschouwd. Die bebouwing over de
grens alhier wordt natuurlijk toegegevenzelfs onze diensten,
tram, reiniging, spoedig veemarkt en abattoir, moeten buiten
de grens onderkomen vinden. Ook de heer van Veen
vindt dat wat erg benauwend en zegt ten slotte eenige
grenswijziging bij den Belcrumpolder goed te keuren. Zoo
vindt hij eenerzijds het grenswijzigingsplan naar hij om
trent de bebouwing opmerkte niet voldoende uitgestrekt,
en staat hij op een ander moment een nog geringere grens-
uitbreiding dan in het voorstel vervat, voor.
Wijst het vorige op de onhoudbaarheid van den toestand,
ik wil met een enkel woord nader in het licht stellen, dat
deze toestand onredelijk en onbillijk is.
Wat feitelijk één is, moet administratief één zijn, (o.m.
naar voren gebracht in de memorie van toelichting betref
fende Dokkum, Tweede Kamer 1922-1923 bijl. no. 505) is
een juist beginsel, vooreerst om onbillijkheid te voorkomen
tegenover een deel der eenheid, vervolgens om in het alge
meen belang tot een krachtige ontwikkeling van het centrum
met aanhoorigheden te geraken.
In de nota's van 1921 en 1922 is de eenheid van ons
complex uitvoerig aangetoond. Dat complex heet Breda
allerlei familieberichten, allerlei reclames van firma's en
fabrieken buiten de administratieve grens noemen Breda als
plaats van vestiging en een wethouder van beteringen, stads
bewoner, vindt zijn woonplaats zoo onwaarschijnlijk, dat hij
zijn stukken pleegt te teekenen „Teteringen, niet Breda".
Het is interessant na te gaan hoe de Bredasche vereeni-
gingen veelal bestuursleden hebben, die kuiten de admini
stratieve grens wonen. Er werden 95 vereenigingen te Breda
nagegaan daarvan hadden er 64 bestuursleden, die buiten
de gemeente wonen, en dezer aantal bedraagt niet minder
dan 173. Een openbare leeszaal, die Breda flink subsidieert