74 6 FEBRUARI 1925. lid, bij wien het voorstel geen steun kon vinden en ook deze achtte een geheel onaangetast laten van de grens niet juist. In deze Commissie zijn drie leden met bezwaren gekomen. Weet echter de heer Oostvogels dat hij als vroeger raadslid aan dit wetsontwerp in groote mate schuld draagt? Vergeet hij, dat hij op 23 Augustus 1922 heeft gestemd voor de motie van den Raad, waarin in het algemeen in stemming werd betuigd met de argumenten en conclusies door Burgemeester en Wethouders van Breda in hun nota van 1921 naar voren gebracht en de hoop werd uitgespro ken, dat Gedeputeerde Staten aan dit levensbelang van Breda zoodanige aandacht zullen schenken, dat hun medewerking deze aangelegenheid spoedig spoedig, heer Oost vogels, die thans een uitstel-motie wil bewerken tot een oplos sing zal brengen in de richting door B en W. aangegeven en verdedigd Aan die motie was een breedvoerige bespre king in den Raad voorafgegaan en tusschen deze bespreking en de motie waren meer dan anderhalve maand verioopen; van overhaasting dus geen spoor, evenmin als dit kan ge zegd worden van de geheele behandeling dezer tijdroovende en sleepende aangelegenheid. Dat dit plan hier ligt is mede een gevolg van de gedragslijn, toen door den heer Oost vogels gevolgd. Ginneken. Bekend is, dat Raad en Ingezetenencommissie het plan hebben goedgekeurd. Natuurlijk zijn er personen, die er anders over denken. Een comité heeft den rijkdom hunner gedachten neergelegd in een strooibiljet, waarin merkwaardige uitdrukkingen, ontleend aan het vleeschhouwers- bedrijl, den boventoon voeren, doch waarin geen argumenten te vinden zijn. Ik vestig de aandacht van deze heeren op een schrijven in de locale pers van 11 Februari j.lwaarin hun gemeentesecretaris er op wijst, dat ook in Teteringen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 158