6 FEBRUARI 1925.
77
er blijft een schoone gemeente Teteringen over, waarvoor
het inwonersaantal, ongeveer 2000, toch geen tegenargument
kan bieden. Er zijn, naar in de memorie van antwoord
Eerste Kamer betreffende Renkum werd opgemerkt
446 gemeenten van 2000 of minder zielen en Teteringen,
dat toch nog ver naar Breda zal toereiken, heeft door keur
van terrein alle possibiliteiten voor goede ontwikkeling.
Men zal toch niet kunnen ontkennen, dat Gedeputeerde
Staten ook Teteringen zeer tegemoet zijn gekomen in het
door hen voorgelegde plan.
Wanneer men de stemmen van de heeren van Gin kei
en Oostvogels hoort over de bestaansmogelijkheid van
Princenhage en Teteringen, dan vraagt men zich af of zij
dit punt niet aan Gedeputeerde Staten moeten overlaten,
die de verlangens van die gemeenten zeer goed kennen en
zeer naarstig hebben onderzocht. Het is toch hier niet de
plaats zich daarover ongerust te maken. Een tijd geleden
zag ik op een bidprentje een hoogst verdienstelijk man o m.
betiteld als eereburger zijner gemeente.
Willen die sprekers hier aan het woord pogen zoodanige
eerefunctie na hun dood elders te verkrijgen
III. Hoe kwam die tegenstand tot uiting
Al denk ik er niet over, op allerlei uitingen in te gaan,
toch is een enkele opmerking wel van belang om ook hier
door eenig inzicht te geven in de beteekenis van dien tegen
stand en de ernst, waarmede de zaak veelal behandeld is.
De tegenstand openbaarde zich in veelal zeer oppervlak
kige stukken in de pers, vrijwel steeds van dezelfde, een
gering aantal, personen. Zij hadden dikwijls een door
zichtige taktiek, n.l. angst verwekken bij de ingezetenen
van Breda, dat de zaak hun geld zou kosten, iets waarover
wij, evenals vele tegenstanders blijkens hun vrees bebouwde
deelen te verliezen, anders denken.
Ten tweede zijn er verschillende vergaderingen gehouden.