78 6 FEBRUARI 1925. Erg bezocht waren deze over het algemeen niet. In Amicitia te Ginneken constateerde men 80 aanwezi gen in een vergadering te Princenhage, die voor onzen collega aldaar minder gelukkig begon, wijl zijn eigen ambt in een aanval op zijn ambtgenoot van Breda werd aangetast, waren een tweehonderd tal presenteene ver gadering aan den Teteringschen Dijk te Teteringen moest worden uitgesteld wegens gebrek aan belangstelling. Beter ging het natuurlijk te Breda in Concordia Breda trekt! Een poging van het Anti-annexatie-Comité om leden van den Raad en de Commissie van Breda bijeen te zamelen had zeer weinig succes. Dan is er nog een meeting in het Mastbosch geweest, waar, zooals gisteren is gememoreerd door een der raadsleden, het lied „Onze dorpjes bovenal" dorpjes, M. H. werd aangeheven, maar die overigens van zeer verschillende zijden als niet geslaagd en van weinig belangstelling getuigend werd^aangemerkt. De heer Voorzitter van gezegd Comité had een familielid van gelijken naam gemobiliseerd; het ging F. F. d.i. Fortissimo; deze en anderen veroorloofden zich niet steeds vriendelijke en wei nig gefundeerde beschouwingen over Breda. Het ware van meer beteekenis geweest, indien de Voorzitter nog een der den heer F a b ius had gemobiliseerd, iemand die juist op dit gebied vele anderen, misschien ook genoemde familieleden, in kunde achter zich laat; ik bedoel Professer Fabius, het lid van den Raad van State, die in zijn Studiën en Schetsen (7e serie no. 12) over de quaestie van vereeniging van gemeenten het volgende zeide „Zoo kan het gebeuren, dat aan de stad grenst een plattelandsgemeente naar administratieve verhoudingen, op wier grond staat een stuk stad, dat geheel het leven der naburige stad meeleeft en dat op betrekkelijk grooten afstand daarvan ligt het dorp, waarnaar het aldus bebouwde stads-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 162