6 FEBRUARI 1925. 93 waarin de heer van Veen zich blijkbaar niet voldoende heeft ingewerkt, welke eene grensuitbreiding noodzakelijk maken. Spreker heeft dit ten aanzien van zeer verschillende zaken aangetoond en zou hierover nog meer kunnen zeggen; doch spreker meent, dat de aangelegenheid wel voldoende dezerzijds is toegelicht. Wat de motie-O o s t v o g e 1 s be treft, vraagt spreker of deze ondersteund wordt Wijl alleen de heer VAN VEEN hierop bevestigend antwoordt, zoodat de motie niet voldoende wordt onder steund, kan zij geen punt van behandeling uitmaken. De VOORZITTER meent alsnu als algemeenen indruk van deze beraadslagingen te kunnen constateeren, dat de overgroote meerderheid der vergadering zeer sterk voor grensuitbreiding is en zich met het ontwerp kan vereenigen, hoewel men niet blind is voor de fouten, welke daaraan kleven en dat sommigen liever een ruimer plan hadden ge zien. Men bedenke echter, dat het menschenwerk is, waarbij met verschillende omstandigheden moest worden rekening gehouden en dat het zeer moeilijk is, om het iedereen naar den zin te maken. De heer OOST VOGELS zegt, dat, zoolang hem geen cijfers bekend zijn, hij zijne stem aan dit voorstel niet kan geven. De heer VAN GINKEL had ook gaarne eene approxi matieve opgave van de meerdere ontvangsten en uitgaven gezien, doch na de verklaring van den voorzitter dat het hem onmogelijk is deze te verstrekken, moet hij zich nood gedwongen daarbij neerleggen. Het ontwerp wordt alsnu in stemming gebracht en aan genomen met 16 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren Touseul, Kray, van der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 177