"--->
BIJLAGE I.
XXI
100 (oud) der L. O. Wet is te lezen als „een evenredig
aantal". Deze uitspraak betrof een geval dat nog niet langs
administratieven weg kon worden beslist. Gevraagd werd,
of, nu als vaststaand mag worden aangenomen dat die plus
minus f 20.000.ten onrechte aan de bijzondere schoolbe
sturen werden uitgekeerd, stappen te verwachten waren om
deze bedragen terug te vorderen.
Het instellen van eene condictio in debiti (1395 B. W.)
werd niet in de eerste plaats wenschelijk geacht. De voor
keur werd er aan gegeven langs minnelijken weg, b. v. door
geleidelijk aan gedeelten der aan de bijzondere schoolbesturen
uit te keeren bedragen met goedvinden dier besturen in te
houden, die gelden terug te bekomen. Deze schoolbesturen
komen hierdoor in een niet ongunstiger conditie dan het
geval zou zijn geweest, indien het prae-advies ware opgevolgd
en de Kroon ten gunste der gemeente had beslist.
Gratis verstrekking van schoolbehoeften. In
een andere afdeeling vroeg een der leden bij Nr. 332, of
het Burgemeester en Wethouders bekend is, dat door som
mige bijzondere schoolbesturen niet alle benoodigde school
behoeften steeds gratis ter beschikking der leerlingen worden
gesteld. Dit lid meende te weten, dat zulks inderdaad niet
altijd het geval is.
Hoofdstuk VIII 12.
met de Schoolfeestjes, schoolbaden, schoolvoedingen
dat plus schoolkleeding. Door enkele leden eener afdeeling werd
v°or het betreurd, dat op de posten volgnrs. 388, 389 en 390
werd geen bedragen zijn uitgetrokken, speciaal voor nr. 388
treuren (schoolfeestjes en schoolreisjes) werd door een dier leden
ües van opgemerkt, dat er bij vorige begrootingen al meermalen op
beroep gewezen is. Gevraagd werd hiervoor alsnog iets te ramen,
muteerde
ls heeft Hoofdstuk VIII 15,
er 1924
Huur conciërgewoning. Bij volgnr. 448b werd
in art.