6 FEBRUARI 1925. 12 niet erg vaag is. Wordt dit niet a leap in the dark? Al is dan ook de uitleg welke het anti-annexatie-comité geeft van art. 8 tastbaar onjuist, een meer concrete omschrijving, ware mij aangenamer geweest. Ook lijkt mij een rectificatie van de grens tusschen Breda en Teteringen ter hoogte van den Teteringschen dijk allernoodigst, alhoewel deze restricties al lerminst bedoeld zijn als een voorbehoud op mijn vóór stemmen. De heer LOONEN wijst erop, dat Breda vroeger was eene vestingstad, omsloten door wallen en grachten. In tijden van gevaar kwamen de omwonenden naar de stad om zich zeiven en hunne bezittingen in veiligheid te stellen. In den loop der jaren is daarin verandering gekomen. De wallen werden geslecht, het daardoor verkregen terrein werd volgebouwd en sinds jaren is een zoodanige toestand ontstaan, dat Breda zijn eigen bewoners niet meer kan herbergen. Zelfs voor de gemeente-bedrijven is op eigen grondgebied geen plaats meer en moet naar terrein elders worden omgezien. Spreker vraagt zich af, of het billijk is, dat deze toestand zoo blijft. Zeker kan dit niet gezegd worden van de strook grond, die bewoond is door menschen, die in alle opzichten met Breda samenleven. Wat de belastingen aangaat, kan spreker niet aannemen, dat deze grenswijziging verzwaring van lasten voor de inwoners van Breda zal tengevolge hebben. Spreker ver trouwt, dat door een wijs financiëel beleid die verwachting niet zal beschaamd worden. De forensen zullen er voor deel bij behalen, omdat zij dan niet meer in twee gemeenten zullen worden aangeslagen. Voor de middenstanders acht spreker het van belang, dat deze onder dezelfde verordeningen komen te staan, Spreker denkt hierbij slechts aan de verordening op de winkelsluiting. Intusschen moet spreker hier ter plaatse een ernstig woord van protest laten hooren tegen de beschuldiging van een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 96