6 FEBRUARI 1925. 13 Baronielaanbewoner in een der plaatselijke bladen, dat de Bredasche middenstanders groote afzetters zouden zijn en dat hier alles 30% duurder is dan in Rotterdam. Spreker is ervan overtuigd, dat de kleinhandelprijzen hier ter stede de vergelijking met die van andere plaatsen gerust kunnen doorstaan. Het wekt dan ook bevreemding, dat in datzelfde courantenartikel de middenstanders in het geweer worden geroepen, om zich tegen de annexatie te verzetten. Spreker meent, dat de grenswijziging wel degelijk in het belang van den middenstand zal zijn, omdat dan de lasten op alle neringdoenden even zwaar of licht drukken. Wanneer de belastingen voor de buitenbewoners iets hooger zullen worden, dan staat daartegenover, dat zij in gunstiger positie zullen komen. Gas, waterleiding en elec- trisch licht zullen voor hen dan minder in prijs zijn. Als spreker dan ook een paar bezwaren tegen dit voor stel heeft, dan zijn het deze; 1°. dat deze grenswijziging z.i. niet ver genoeg gaat en 2°. dat het hem niet duidelijk is, welke financiëele verplichtingen daaruit voor Breda zullen voortvloeien. Gaarne had spreker eene raming van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven gezien, ofschoon hij reeds bij voorbaat wenscht te verklaren, dat hij hiervan zijne stem niet afhankelijk zal stellen. De heer HUIJSKES zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Er is al zooveel vóór en tegen de voorgenomen annexatie gesproken maar vooral geschreven, dat ik niet weet of ik nog wel iets nieuws in het midden zal te brengen hebben. Toch, M. de V., wil ik mijn stem doen hooren vóór deze annexatie en wil ik deze meening motiveeren. Hoewel ik Breda niet mijn geboorteplaats kan noemen en ik dus geen volbloed en ook geen oud-Bredanaar ben, woon ik hier toch wel zóó lang, dat ik mij gerust Breda- naar kan noemen. En als zoodanig gaat mij de toekomst

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 97