BIJLAGE I
XXIX
549. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot vaststelling van den vermenigvuldigingsfactor voor het
dienstjaar 1926/27 (notulen 1926 bldz. 230/231) werden drie
factoren genoemd, die een nadeeligen invloed op den ver
menigvuldigingsfactor 1927/28 zouden uitoefenen:
I. het nadeelig slot van den dienst 1925 toen (bldz. 237)
door Wethouder Pelster op 1 65.000,a f 75.000,'
geraamd, thans bedragend f 78.125,58
II. de aflossing door het aangaan van een leening in
1926 in plaats van kasgeldleeningen (deze leening is niet
aangegaan en deze aflossingspost drukt dus niet op de be
grooting 1927, welke daardoor echter een geflatteerd beeld
geeft)
III. de verminderde winst uit het waterleidingbedrijf
welke f 13 000,lager is.
Volkomen wordt beaamd, dat het nadeelig saldo 1925
ad f 58.125,58 grooten invloed op het eindcijfer der be
grooting 1927 uitoefent.
Dit nadeelig saldo is niet een gevolg van te vrijgevig
financieel beleid, doch hoofdzakelijk van de omstandigheid,
dat het verlies der bank van leening, ontstaan in den loop
der jaren en na liquidatie bedragend f 32.000, alsmede
de uitbetaalde bijdragen in exploitatiekosten van woning
bouwverenigingen over meerdere jaren te zamen, in 1925
voldaan, in de rekening 1925 verantwoord zijn.
Gevraagd wordt, of het geen aanbeveling verdient deze
posten niet geheel ten laste der rekening 1925 te brengen,
doch over meerdere jaren te verdeelen. Opgemerkt wordt in
dit verband, dat de heer Appelboom bij de behandeling
van den factor 1926/27 (notulen bldz. 235) voor de betaalde
tekorten aan de woningbouwvereenigingen een dergelijk
denkbeeld opperde, waarop de wethouder van financiën
antwoordde (bldz. 237), dat deze kwestie het volgend jaar
onder de oogen kon worden gezien. Gevraagd wordt, over
welke jaren in 1925 de tekorten zijn voldaan en hoe deze
f 53.500,— meer hebben kunnen bedragen dan geraamd was.