BIJLAGE I.
XXXI
openbaar slachthuis hadden onderzocht, welk rapport in het
begin van 1926 opgemaakt en bij Burgemeester en Wet
houders is ingediend, tot nu toe aan de leden van den Raad
te onthouden. Deze voorstellen werden door Burgemeester en
Wethouders van zoo groot belang geacht, dat dezelve op
voorstel van het College in de afdeelingen zijn onderzocht.
De leden van den Raad, van het gewicht dezer kwestie
doordrongen, weten tot op heden nog slechts wat in hun
eigen afdeeling over dit onderwerp is gezegd. Herhaaldelijk
is op toezending aan de raadsleden aangedrongen, doch
zonder resultaat.
Wanneer Burgemeester en Wethouders in verband met
de in de afdeelingen uitgebrachte scherpe critiek op de
voorstellen publicatie ontijdig oordeelen, had het rapport
den leden als geheim stuk behooren te zijn toegezonden. De
leden waren van oordeel, dat dit onthouden van het centraal
rapport aan de raadsleden onverdedigbaar en niet genoeg
af te keuren is.
Eenige leden betreurden, dat onder de uit te voeren buiten
gewone werken niet werden aangetroffen een volksbadhuis,
een nieuwe brug aan de Haagpoort en een parallelweg met
de Ginnekenstraat.
Een lid wenschte bij het eventueel aanleggen van dien
parallelweg het oude tracée Halstraat-Kerkstraat-Lange Stal
len-Van Coothplein gehandhaafd te zien. Ook wenschten
twee leden aan te dringen op het maken van een voetbrug
over de Aa of Weerijs van den Weerijssingel naar de
Balfortstraat.
Hoofdstuk VI.
Breda, 29 Januari 1927.
De Rapporteurs,
B. COHEN,
Mr. E. L. M. H. BARON
SPEYART VAN WOERDEN,
F. F. X. CERUTTI,
lie
111e
Ie Afdeeling.