69
uitmaakt, in z'n geheel d.w.z. zonder een verdere onderver
deeling door straten als industrieterrein mocht worden
verkocht, zou de genoemde tusschenstraat zelfs bepaald
noodzakelijk zijn. Intusschen bestaat er groote kans, dat
terwille van de verkoopbaarheid een nadere onderverdeeling
van dit groote blok noodig is. Bij den verkoop van gronden
daar ter plaatse zal de mogelijkheid daarvan dus steeds onder
het oog moeten worden gezien. Schematisch is deze op de
situatie met roode lijnen aangegevende aldaar geteekende
oplossing doet zien, dat het geprojecteerde abattoir aan een
goede onderverdeeling niet in den weg staat. Mocht het
stratenplan aldus worden uitgevoerd, dan zou het slachthuis
aan 3 zijden grenzen aan straten en aan de N.O. zijde aan
de achterzijde van een bouwblok. Uit dit plan volgt ook de
wenschelijkheid van het behoud der straat tusschen veemarkt
en abattoir.
Nog zij opgemerkt, dat deze straat reeds is aangelegd en
voor wat den rijweg betreft van rioleering en verharding is
voorzien.
Grootte van het geheel.
Wat betreft de grootte van het abattoir moge ik UEd.An.
verwijzen naar de desbetreffende rapporten van den adviseur
den ingenieur J. Mink te Haarlem. In diens eerste rapport
van 31 Mei 1926 zijn berekeningen opgesteld voor de aan
te nemen slachtgewichten. De conclusie daarvan was, dat,
indien de voorgestelde grenswijziging doorgaat en de gemeente
Breda 45,000 inwoners zal tellen, gerekend kan worden op
een jaarlijksch slachtgewicht van 1,800,000 K.G. (1,883,000
K.G. met inbegrip van Ginneken), verdeeld over de ver
schillende diersoorten als volgt
430 paarden, hitten en veulens,
3140 stieren, ossen, koeien en pinken,
1890 vette- en graskalveren,
365 nuchtere kalveren,
200 schapen, geiten, bokken,
7150 varkens, biggen enz.