BIJLAGE i. XXVII 147B. Gevraagd werd, of men hier met rentelooze voor schotten van het Rijk te doen heeft. Zoo neen, waarom de gemeente haar schuld bij het Rijk niet aflost, ten einde van de uitkeering af te komen en de huren te kunnen verlagen. 147C. Eenige leden vroegen zich af, of deze post niet te laag geraamd is, evenals het daarmede verband houdend nummer 126d. In de toelichting wordt gezegd, dat voorzichtigheidshalve geraamd wordt naar de uitgaven over 1927. In dat jaar werd uitgekeerd aan 2 woningbouwvereenigingen respec tievelijk f 441.37 en f 36,495.22. In 1926 werd aan deze beide vereenigingen respectievelijk uitgekeerd f 316.12 en f 36,595.67, doch bovendien aan de R. K. Bouwvereeniging „St. Joseph" f 19,608.19. Waarom is bij de vaststelling van het 'oegrootingscijfer geen rekening met deze laatste bouwvereeniging gehouden en zelfs met de mogelijkheid dat hieraan over 2 jaar een bijdrage zal zijn te geven, waar deze over 1927 niets ontving? Hoofdstuk VI. 161. Gevraagd werd sedert wanneer de tijdelijke inge nieur in functie is. Onder verwijzing naar de toelichting op dezen post werd gevraagd een schema der werkzaamheden van het in die toelichting genoemde personeel, waarin de adjunct-directeur (vacature-de Wolf) zal zijn te begrijpen. 164. Een der leden wenschte nog een afzonderlijken post „zandstrooiing op rijwegen en trottoirs bij g'adheid" groot f 1000.te zien opgenomen. Meerdere leden gaven in overweging, op grond van de ervaring dezen winter bij gladheid opgedaan, voor druk- beloopen trottoirs niet verder quenasttegels te bezigen, doch terug te keeren tot het gebruik van de zeer deugdelijke geribde ijzersteentegels.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1928 | | pagina 27