4 V BIJLAGE I. HOOFDSTUK II. Vervolgens komende tot Hoofdstuk -II, zien wij daar aller eerst tot uitdrukking gebracht de werking der nieuwe finan- cieele verhoudingswet. De beide uitkeeringen uit het ge meentefonds, geraamd op volgnrs. 4 en 5, geven aan dit Hoofdstuk een geheel ander aspect. Sloot het voorheen met een nadeelig saldo van ruim f 100.000. thans is het om gezet in een batig saldo van ruim f 90.000.— Verder valt in dit hoofdstuk op de stijging der twee posten 371 en 372: rente en aflossing van geldleeningen. Beide posten moesten ieder ruim f 50.000.hooger geraamd worden, in totaal derhalve een meerdere uitgaaf van ruim f 100.000. Deze stijging vindt haar oorzaak in de beide in het voorjaar van 1930 gesloten geldleeningen tot een totaal bedrag van f 1.500.000. Volgens de begrootings- cijfers geeft de aflossingspost een vermeerdering aan van f 80.000. Hierbij moet evenwel worden bedacht, dat daarin thans begrepen is een bedrag van rond f 30.000.—, komende ten laste van het grondbedrijf, dat in vorige jaren op den Kapitaaldienst werd geboekt. De werkelijke stijging wordt daardoor teruggebracht tot f 50.000. Na het sluiten van beide voornoemde geldleeningen is de schuldenlast op 1 Januari 1931 gestegen tot f 8.804.145,81. In dit bedrag zijn niet begrepen de van het Rijk ontvangen woningbouwvoorschotten, welke pro resto op 1 Januari 1931 in totaal f 3.212.639,24 bedroegen, omdat daartegenover staan vorderingen tot eenzelfde totaalbedrag op de verschillende bouwvereenigingen. Wèl is in dit bedrag opgenomen de op de diverse bedrijven rustende schuldenlast, in totaal f 4.238.230,— bedragende. Reeds thans kan als zeker worden aangenomen, dat de schuldenlast in de eerstvolgende jaren nog zal stijgen, omdat voor verschillende in uitvoering zijnde en voorgenomen buitengewone werken nog geleend zal moeten worden. Op zich zelf behoefden deze cijfers niet te verontrusten,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 5