36
hage, den Inspecteur van de Volksgezondheid, den leger-hygiënist
Dr. H. Peeters en de Gezondheidscommissie der omliggende ge
meenten.
In deze bijeenkomst werd Dr. F. Hohmann, lid der commissie
en arts te Breda, uitgenoodigd een systematisch onderzoek in te
stellen, teneinde tot ontdekking te komen van den ontsmettings-
haard of haarden der typhus en maatregelen te treffen ter bestrij
ding dezer ziekte. Voorts werd een handleiding toegezonden
aan de besturen der aangrenzende gemeenten. Een gelegenheid
werd opengesteld tot kostelooze inenting. Tegen het einde van het
jaar 1925 waren de voorkomende typhusgevallen belangrijk afge
nomen, zoodat in het jaar 1926 slechts één geval zich voordeed.
Op verzoek der commissie werd door een Medisch Hygiënische
Struma-Commissie van den Gezondheidsraad in 1928 een onder
zoek ingesteld naar het voorkomen van schildkliervergrooting in
deze gemeente.
Met dit onderzoek werd belast Mej. Dr. v. Dijk. Dit onderzoek
had plaats bij de leerlingen der lagere en middelbare scholen en
geschiedde in overleg met den voorzitter der commissie.
Kroponderzoek.
In 1924 ontving de commissie een rapport, ingesteld door Bur
gemeester en Wethouders van Utrecht, naar 't voorkomen van
krop in de steden Utrecht, Breda en Middelburg. In dit rapport
werden voor de gemeente Breda ontstellende cijfers vermeld.
Met toestemming van het College van B. en W. werd door haar
een 3-tal geneeskundigen aangezocht die met den voorzitter der
commissie bij de leerlingen van het Gymnasium, Lyceum, H.B.S.
en de cadetten der Kon. Mil. Academie een onderzoek naar het
voorkomen van krop instelden.
De resultaten van dat onderzoek gaven cijfers, welke zeer be
langrijk lager waren, dan die door de Gem. Utrecht opgegeven.
Van de leerlingen der verschillende middelbare scholen leden
25 aan krop, terwijl de Utrechtsche commissie 75 vermeldde.
De commissie is van oordeel, dat een lichte kropzwelling niet als'
pathologisch behoeft te worden beschouwd.