XXXII Dat aan hetgeen voor de werkloosheid wordt gedaan, niet mag worden getornd, is door Burgemeester en Wethouders ook ingezien, hetgeen wij apprecieeren en gemaakt heeft met het college mede te gaan. Als de omstandigheden het noodzakelijk maken terug te gaan, dan alleen omdat het noodzakelijk is, maar niet mee gaan met hen die den reactiekop opsteken en de crisis mis bruiken. Hetgeen na zooveel jaren is opgebouwd, daaraan mag geen afbraak geschieden. Een ander lid zegt: Zooals te verwachten was, biedt deze begrooting een vrij troostelooze aanblik. Lichtpunt hierbij is, dat de opbrengst der belastingen zich vrij goed handhaaft. De ernstige verstoring in het evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven wordt veroorzaakt door de verschillende regee- ringsmaatregelen en de belangrijke stijging (in vergelijking met de oorspronkelijke begrooting 1933) van de uitgaven op hoofdstuk IX. Dekking van het tekort geschiedt nagenoeg geheel door nieuwe heffingen; uitgezonderd het pensioenverhaal, bestaat de bezuiniging vrijwel uit een waken tegen verdere uitzetting der uitgaven, van inkrimping blijkt niet noemenswaardig. Bieden b.v. „beplantingen" en „openbare werken" daartoe geen gelegenheid. Ten aanzien van het eerste dient onderscheid gemaakt te worden tusschen het „wenschelijke" en het „noodzakelijke". Een minder „hoog"-belastingbiljet zal de aantrekkelijkheid van Breda als woonstad zeer zeker meer verhoogen dan min of meer luxueuze straten- en perkenaanleg. Ten aanzien van openbare werken wordt betwijfeld, of de vermindering van personeel, waaraan volgens het jaarverslag 1932 aandacht werd geschonken, met 3 technische ambtena ren in tijdelijken dienst evenredig is aan de momenteel en in de eerste jaren te verwachten vermindering van werkzaam heden. Bij het opleggen van een nieuwen belastingdruk van f 219.009.— per jaar, mag geen enkel bezuinigingsobject, klein

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 32