IV
behalve zijn wethouderspensioen, nog inkomsten heeft uit
anderen hoofde, hetzij uit particulier vermogen, bediijf of
betrekking, hetzij als salaris of pensioen uit een openbare kas.
De Commissie ontveinst zich echter niet, dat er een sterke
strooming tegen het cumuleeren van inkomsten, speciaal tegen
die uit openbare kassen, valt waar te nemen. De tegenzin
van het volk is h.i. opgewekt door eenige, vooral in de tegen
woordige tijdsomstandigheden sterk sprekende gevallen,
waarbij uit openbare kassen verschillende inkomsten worden
genoten.
De Commissie heeft overwogen, dat een tegemoetkoming
aan de volksmentaliteit op haar plaats is, al kan zij, daar zij
zich op het standpunt stelt, dat de prestatie de grondslag is
van de contra-prestatie, geen groote bewondering voor de
daarin tot uiting komenden gedachtengang hebben. Zij wil
echter erkennen, dat de bescherming der openbare kassen
een factor is en dat het noodig is, vooral in dezen tijd te
toonen, dat de personen, die zich voor de behartiging van
het gemeentebelang beschikbaar stellen, dit niet of niet in
hoofdzaak doen om de gelegenheid te hebben hun persoon
lijke belangen te behartigen.
Om deze redenen stelt zij voor, een korting bij cumulatie
van wethouderspensioen met inkomsten uit openbare kassen
toe te passen. Deze redenen geven ook genoegzaam aan,
waarom de commissie zich tot de cumulatie uit openbare kas
sen heeft beperkt.
De Commissie meende tot dit voorstel eerder te kunnen
overgaan nu zij in de invoering van een
3) weduwen- en weezenpensioen een middel dacht gevon
den te hebben de verslechtering als gevolg van korting bij
cumulatie te kunnen neutraliseeren. Aanvankelijk was de
Commissie niet bereid om een voorstel te doen tot het invoe
ren van een weduwen- en weezenpensioen, al werd voor de
geste die daarin besloten zou liggen, wel iets gevoeld.
Zij zag in deze invoering een ruimere honoreering van de