LXIV
GEMEENTE-BEGROOTING.
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
Het stemt tot bemoediging, dat, ondanks de wel noodzake
lijke maar harde maatregelen bij deze begrooting voorgesteld,
in het centraal rapport uitkomt dat men vrijwel algemeen
bereid is het beleid zooals dat mede in deze begrooting tot
uiting komt, te steunen. Wij achten het hierom bemoedigend,
omdat juist de ongunst der tijden een zoo breed mogelijk
gesteund bestuur noodzakelijk doet zijn en met dien steun
de gemeente zoo goed mogelijk door de crisis is heen te
voeren.
Al vonden en vinden wij geen reden om misnoegen over
sommige maatregelen van het Rijk te verbergen, zouden wij
toch nuttelooze protesten in den vorm van moties e.d. moeten
ontraden.
Wel moge de aandacht worden gevestigd op de omstan
digheid, dat deze maatregelen verhinderd hebben een begroo
ting in te dienen waarvan de lasten niet zooveel zouden
afwijken van die over vorige jaren, dank zij de aangebrachte
versobering, met name ten opzichte van de kapitaalsuitgaven.
Met dit laatste zal men niet altijd kunnen voortgaan, wil
de zich ontwikkelende stad met haar aantrekkingskracht haar
plaats behouden in de rij der met haar te vergelijken
gemeenten.
Bij al de moeilijkheden die zich thans voordoen, kunnen
wij toch niet onderschrijven de meening van het lid, dat zegt,
dat de begrooting een vrij troosteloozen aanblik biedt, en an
derzijds niet zijn meening, dat de opbrengst der belastingen
zich vrij goed handhaaft. Met uitzondering van de grondbe
lasting geven op Hoofdstuk XII alle andere belastingen
dalende opbrengsten te zien.
Toch behoeft dat niet tot troosteloosheid te leiden; de ver
mogenspositie van de gemeente is nog onaangetast. Als weer
betere tijden aanbreken, zal de toestand zich wel herstellen,