VII
verschillende wethouderschappen in totaal 12 jaren diensttijd
heeft, tijdens de onderbrekingen reeds afloopend pensioen
zal hebben genoten.
Ernstig is overwogen, of het maximum van dit voortdurend
pensioen, dat tot heden op 1500.was gesteld, zou dienen
te worden verhoogd èn in verband met de billijkheid èn in
verband met de maxima, die in andere gemeenten zijn gesteld
en die veelal hooger zijn dan h^J maximum te Breda. De
Commissie meende geen voorstel tot verhooging van het
maximum te moeten doen met het oog op de tijdsomstandig
heden en met het oog op het feit, dat het zonder een derge
lijke verhooging wellicht gemakkelijker zou vallen Gedepu
teerde Staten af te brengen van hun eisch, dat het bedrag van
het voortdurend pensioen van 150.per dienstjaar zou
worden verlaagd tot 125. Overigens waren over de bil
lijkheid van een verhooging van het maximum de meeningen
verdeeld.
Artikel 3.
Dit artikel is conform de regeling, die de bestaande ver
ordening in haar artikel 4 geeft.
Artikel 4.
De Commissie heeft aanleiding gevonden een invaliditeits-
en z.g. verhoogd invaliditeitspensioen voor te stellen. Dit inva
liditeitspensioen wordt berekend als het voortdurend pensioen.
Slechts wordt er een minimum aan verbonden, waarvan
dus alleen zij profiteeren, die slechts kort wethouder waren.
Hij, die meer dan twee jaar wethouder was, behoudt de
keuze tusschen het afloopend pensioen en het invaliditeits
pensioen. Hij, die recht heeft op voortdurend pensioen zal
voor invaliditeitspensioen niet in aanmerking wenschen te
komen, aangezien dit voor hem geen doel heeft. Het voorstel
te dezer zake heeft derhalve slechts een beperkte werking.