IX afloopend pensioen op het oogenblik van het aanvaarden van het nieuw wethouderschap kan vervallen. Het tweede lid van dit artikel verklaart, dat iemand, die reeds voortdurend pensioen geniet, geen afloopend pensioen meer kan worden toegekend uit hoofde van een later wet houderschap. De reden van deze bepaling zal duidelijk zijn, als men bedenkt, dat hij, die reeds voortdurend pensioen geniet, öf op het maximum van 1500.staat, waarnaast dus voor een afzonderlijk, afloopend pensioen geen plaats meer mag zijn, öf op een zoodanig gevorderden leeftijd is gekomen, dat ook hier, zoomin als in het geval van het eerste lid, van de wenschelijkheid van een vergemakkeling van den overgang naar het private leven niet meer mag worden gesproken. Artikelen 7 en 8. Deze artikelen correspondeeren met de artikelen 5 onder a en 10, der bestaande verordening. Artikelen 9 en 10. W eduwenpensioen. Het weduwenpensioen behoeft naar de meening der com missie geen toelichting. Artikelen 11 en 12. W eezenpensioen. Onderscheid wordt gemaakt tusschen heele en halve weezen, terwijl de vader als kostwinner wordt beschouwd. Een halve wees geniet twintig procent van het weduwenpen sioen (3de lid sub a.). Een heele wees veertig procent (3de lid sub b en c). De bedragen, onder b en c van het derde lid vermeld, zijn aan elkaar gelijk; de redactie luidt echter noodzakelijkerwijs verschillend. In het artikel komt tot uit-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 9