BIJLAGE I. XI
uitgaven, welke weer haar ontstaan vindt in een daling
der navolgende ramingen
671. kosten ambachtsschool 8.200.
672. avondschool 5.000.
673. subsidie huishoudscholen 1.900.
683. kosten pensionneering 600.-
684. rente geldleeningen 1.100.-
totaal 12.300.
Wat de ontvangsten betreft, blijkt, dat het eindcijfer vrij
wel onveranderd is gebleven. Toch had op een tweetal posten
een belangrijke verschuiving plaats De opbrengst der school
gelden (volgnr. 124) is rond ƒ4.000.hooger, de subsidie
van het Rijk in de kosten van het nijverheidsonderwijs
(volgnr. 126) rond ƒ4000.lager geraamd.
HOOFDSTUK IX par. 1.
Het nadeelig saldo van deze paragraaf steeg met rond
62.000.hetgeen veroorzaakt wordt door een nog iets
hoogere stijging der raming van het subsidie aan het burger
lijk armbestuur. Wel ondergingen ook andere posten meer
of minder belangrijke wijzigingen (volgnrs. 709, 711, 713
en 714), doch deze zijn van dien aard, dat zij tegen elkaar
opwegen.
HOOFDSTUK IX par. 2.
Werd aanvankelijk voor 1934 geraamd wegens steun en
werkverschaffing een bedrag van ƒ453.000.(volgnrs. 733,
734 en 736), nadien is gebleken, dat deze raming te hoog
was, zoodat voor 1935 kan worden volstaan met een totaal
bedrag van ƒ391.000.(volgnrs. 741, E F en H).
Niettegenstaande deze belangrijke lagere raming der werk
loosheidskosten, kan toch, door de bij de Staten-Generaal
aanhangig gemaakte nieuwe subsidie-regeling, de bijdrage
daarin worden geraamd op een bedrag dat bijna 108.000.
hooger is dan dat van 1934.