BIJLAGE II.
XXV
Electriciteitsbedrijf.
In alle afdeelingen wordt gevraagd, of de P.N.E.M. aan
het gemeentebestuur van Breda een voorstel gedaan heeft
tot goedkoopere levering van stroom En zoo ja, wat is thans
het standpunt door het college van Burgemeester en Wet
houders ten deze ingenomen als gevolg daarvan
Grondbedrijf.
Een der leden vraagt, waarom er in 1935 geen schattingen
zijn en of Burgemeester en Wethouders kunnen mededeelen,
hoe zij van plan zijn deze gronden uit te breiden en op
welke manier te exploiteeren. De bedoeling is gronden in
erfpacht uit te geven.
Andere leden zijn hiertegen.
Een ander lid wenscht, dat Burgemeester en Wethouders
meer gelegenheid geven tot meer keus in gronden voor
vestiging of nieuwbouw.
In twee afdeelingen wordt de volgende beschouwing over
het grondbedrijf gegeven
D<» grondeigenaren brengen bij verkoop van gronden aan
de gemeente in rekening de waardevermeerdering, die direct
of indirect een gevolg is van door of ten laste der gemeente
verrichte werken.
Ten einde de gemeente hiertegen te vrijwaren, is het
noodzakelijk, dat de gemeente reeds beslag legt op al die
gronden, welke zij in afzienbaren tijd (in zeer ruimen zin
genomen), noodig zal hebben. ,,In zeer ruimen zin" om deze
reden, dat de grondspeculanten hun onsociale praktijken
toepassen lang vóórdat de gemeente bepaalde gronden noodig
heeft en aldus bij voorbaat de gemeente groote belemmeringen
in den weg leggen.
Het gemeentelijk grondbedrijf, als een noodzakelijke in
stelling, onmiddelijk verband houdende met het uitbreidings
plan, moet er steeds op gericht zijn de beschikking te krijgen
over voldoende bouwgronden, ten einde prijsopdrijving tegen
te gaan en te voorkomen.