BIJLAGE I. V Na een 200 scherp mogelijke raming van inkomsten en uitgaven en bezuiniging op de posten, waar dit mogelijk was, bleef deze begrooting nog een nadeelig saldo van rond 84.000.aanwijzen. Hierbij dient evenwel nog in aan merking te worden genomen, dat gerekend was met een raming van het maximaal aantal opcenten (75) op de ge meentefondsbelasting. Aangezien deze post feitelijk sluitpost der begrooting is, moest de raming tot een lager aantal wor den teruggebracht, teneinde bij de uiteindelijke vaststelling van dit aantal, in April 1935, nog een speling te hebben een speling van 10 a 11 achten wij zeer gewenscht. Hierdoor steeg bovengenoemd tekort tot rond ƒ117.000. Ten einde dit bedrag te verkrijgen, hebben wij uitgezien naar bijzondere dekkingsmiddelen, welke wij meenen gevon den te hebben als volgt A. verhooging opcenten personeele belasting 55.000. B. invoering meterhuur voor alle watermeters 32.000.- C. 3 salariskorting 30.000. Totaal 117.000. Deze 3 middelen zullen bij afzonderlijke voorstellen aan hangig worden gemaakt, zoodat wij hier kunnen volstaan met de vermelding daarvan zonder meer. Wanneer een en ander aldus zijn beslag krijgt, kan wegens opcenten op de gemeentefondsbelasting worden volstaan met een bedrag van 188.000.(volgnr. 161Aa). Hierbij kan worden medegedeeld, dat naar de inzichten van dit oogenblik de waarde van 1 opcent voor het belastingjaar 1935/36 gesteld kan worden op rond 4400.zoodat voor de ver krijging van bedoeld bedrag 64 opcenten benoodigd zul len zijn. Waar voor het dienstjaar 1934/35 82 opcenten geheven worden, beteekent dit voor de gemeente een teruggang van 18 opcenten, voor de ingezetenen vermindering van belasting. Ook vermindert in deze de belasting voor de ingezetenen, omdat voortaan de 30 opcenten geheven door het Rijk ten behoeve van het gemeentefonds zullen vervallen, waarvoor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 5