No. 36.
2
f 5500.— werd verleend voor werken, komende ten laste
van het Grondbedrijf. Uiteraard lag in dit laatste tevens
opgesloten, dat de kosten van de gronden, waarop deze
werken betrekking hadden, eveneens zouden komen ten
laste van dat bedrijf.
Uit de aanvankelijk geraamde kosten van het terrein voor
den watertoren (f 7500.—) en de latere schatting (f6750.
welke bedragen slechts weinig uiteenloopen, blijkt, dat men
destijds een even groot terrein op het oog heeft gehad als
thans in ons aangehouden voorstel omschreven.
Het is naar onze meening onjuist, op het destijds wel
overwogen besluit terug te komen. Het daarvoor aange
voerde argument, dat de vijver met plantsoen uitsluitend
ten bate van het Waterleidingbedrijf zou zijn, is naar onze
meening onjuist. Dit bedrijf behoefde voor den bouw van
den toren niet meer grond dan noodig was om dien toren
op te plaatsen een grootere oppervlakte dan deze zou niet
zijn ten bate, doch ten laste van het bedrijf.
Ook het brengen van de onderhavige terreinkosten ten
laste van den algemeenen dienst, zou naar onze meening
niet juist zijn. Ingevolge artikel 13 van de Beheersverordening
op het Grondbedrijf (gemeenteblad No. 597) vergoedt alleen
dan de Gemeente aan het Grondbedrijf, bij uitneming van
gronden voor plantsoenaanleg, de boekwaarde daarvan, indien
deze plantsoenen niet zijn aangelegd uitsluitend ten behoeve
van het grondcomplex, waarin zij komen te liggen, doch
voor de behartiging van een algemeen plaatselijk belang
(2e lid).
Aangezien dit geval zich hier niet voordoet, dienen de
gronden zonder verrekening met de Gemeente uit het bedrijf
te worden genomen (le lid). Anders handelen dan dezerzijds
is voorgesteld, zou derhalve in strijd zijn met de verordening.
Resumeerende hebben wij de eer U in overweging te
geven, te besluiten overeenkomstig ons bovenvermeld voor
stel, dd. 10 Januari 1936, Nr. V/96.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
VAN SONSBEECK, Burgemeester.
VAN WOENSEL, Secretaris.