No. 55. - 2 - ONTWERP-BESLUIT. De Raad der gemeente Breda; Gezien het verzoek van het bestuur der bijzondere u.l.o. school aan de Middellaan om voorschot op de gemeentelijke vergoeding overeenkomstig art. 101 der l.o. wet 1920 over het dienstjaar 1936; Overwegende, dat de bijzondere u.l.o. school aan de Mid dellaan is gevestigd in een gebouw, dat overeenkomstig het slot van het tweede lid van art. 80 der l.o. wet in bruikleen is gegeven; Gelet op het bepaalde in art. 101 sub 6 der l.o. wet; Overwegende, dat voor de overeenkomstige openbare u.l.o. school in deze gemeente over het laatste dienstjaar, waarover de gemeente-rekening is gesloten, d.i. over het dienstjaar 1933, de kosten bedoeld in art. 101, sub 5 zijn vastgesteld op 2175,22, inbegrepen een bedrag van 677.08, zijnde de kosten van instandhouding van het schoolgebouw met uit zondering van de geringe en dagelijksche reparaties, als be doeld in artikel 1619 van het Burgerlijk Wetboek; dat, overeenkomstig het bepaalde in de laatste zinsnede van art. 101, sub 6 der l.o. wet voor de bijzondere u.l.o. school Middellaan derhalve in totaal in aanmerking komt een bedrag van 2175.22677.08 1498.14, of, aangezien de openbare u.l.o. school over 1933 bezocht werd door ge middeld 98 leerlingen, van 15.29 per leerling; dat, ter voorkoming dat de definitieve vergoeding over 1936 minder zal bedragen dan het te verleenen voorschot over dat jaar, het wenschelijk is te achten het voorschot per leerling vast te stellen op 70 van laatstgenoemd bedrag of afgerond op 10.50 per leerling; dat het gemiddeld aantal leerlingen over het jaar 1935, waarnaar het voorschot wordt berekend, aan de bijzondere u.l.o. school Middellaan 10434 bedraagt; Gelet op de artt. 13 en 14 van het Koninklijk Besluit van 4 September 1923 (S. No. 432); Heeft besloten: 1. het voorschot, bedoeld in art. 103, 3e lid der l.o. wet 1920 voor de R.K. bijzondere u.l.o. jongensschool aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 202