4. No. 4. BIJLAGEN 1936. VOORSTEL om de kosten van de procedures, betreffende de Hin derwetskwestie, welke is gerezen ten opzichte van de gemeentelijke stortplaats voor vuilnis aan den weg van Breda naar Terheijden, voor rekening der Gemeente te nemen en B. en W. te machtigen, maatregelen te nemen om een veroordeeling te voorkomen. 7 Januari 1936, No. 1/68. Aan den Gemeenteraad. Hierbij hebben wij de eer U mede te deelen, dat Gede puteerde Staten van Noordbrabant ons college hebben uit- genoodigd voor het terrein, gelegen aan den Weg van Breda naar Terheijden, waarheen door den dienst der Gemeente- Reiniging vuilnis en afval wordt vervoerd, een hinderwets vergunning aan te vragen. Hieraan is geen gevolg gegeven, omdat wij de meening zijn toegedaan, dat hiervoor geen vergunning ingevolge de hinderwet vereischt is. In het kort komt onze meening, waarom geen hinderwetsvergunning vereischt is, hierop neer, dat de stortplaats niet bestemd is tot bewaring en verwerking, maar tot vernietiging van afval en vuilnis. Vernietigen is geen verwerken en kan ook nooit het doel van verwerken zijnevenmin is vernietigen „bewaren". Wegens het zonder vergunning doorgaan met het ophoogen van het terrein, werd door den Inspecteur van de Volks gezondheid proces-verbaal opgemaakt. In twee instanties werd elk lid van ons college veroordeeld (door den Kanton rechter en door de Arrondissements-Rechtbank) tot de betaling van f 0.50 boete of tot hechtenis van een dag. Ons rest nog cassatie bij den Hoogen Raad, waartoe wij gaarne willen overgaan, omdat het hier een zeer principieele zaak betreft, die door verschillende gemeentebesturen in den lande met groote belangstelling wordt gevolgd en omdat het bij berusting in het vonnis, noodig zal zijn hinderwetsvergunning aan te vragen, waarbij het een open vraag is, hoe de daar aan te verbinden voorwaarden zullen uitvallen. Beroep in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 21