107
No. 107.
VOORSTEL naar aanleiding van de
door Gedeputeerde Staten van
Noord-Brabant gezonden nota van
aanmerkingen op de gemeentebe-
grooting voor het dienstjaar 1936.
Aan den Gemeenteraad.
Zooals wij reeds betoogden in onze nota, begeleidende de
begrooting voor 1936 (zie bijlagen 1936, No. 1), achten wij
het zeer gewenscht, dat van het ongewoon groot batig saldo
over 1934, een zoo groot mogelijk bedrag zou worden ge
reserveerd.
Het is immers duidelijk, dat hoe grooter het bedrag is waar
mede uit inkomsten van vorige jaren de begrooting wordt
sluitend gemaakt, hoe grooter ook de kans dat een volgende
begrooting, waarbij met een veel kleiner, zij het op zich zelf
nog belangrijk, bedrag uit een vorig dienstjaar moet worden
volstaan, de begrooting niet meer sluitend zal zijn te krijgen
zonder rigoureuze maatregelen en daarnaast, wellicht, rijks
hulp.
Nu Gedeputeerde Staten de zaak opnieuw aan Uwen Raad
voorleggen, moeten wij verklaren nog op ons voorschreven
standpunt te staan, hetwelk door Ged. Staten blijkbaar wordt
gedeeld. Wij kunnen dan ook niet anders dan U adviseeren
zooveel mogelijk aan hun uitnoodiging gevolg te geven en de
huur op watermeters, zooals die voor 1935 heeft gegolden,
weder te herstellen.
Waar de abonnementsgelden en de wegens verbruik ver
schuldigde gelden over het eerste kwartaal van 1936 reeds zijn
geïnd en het te bezwaarlijk moet worden geacht over dat
kwartaal achteraf nog meterhuur te vorderen, geven wij U
in overweging de meterhuur met ingang van 1 April 1936
Weder in te voeren.
Zooals dezerzijds in Uw vergadering van 12 Februari 1936
nog werd betoogd, vinden wij deze meterhuur volstrekt geen
ideale heffing. Zij is echter niet te missen wanneer daar
tegenover geen andere baten tot een ongeveer even hoog be
drag worden gevonden.
BIJLAGEN 1936.
6 Mei 1936,
No. V/1191.