5 -
110
iruikéil.
lie handelt
Wethou-
van het doel der inrichting, onderscheiden in:
1een garage voor stalling van personenmotorrijtuigen;
tuigen;
2. een garage voor stalling van vrachtwagens;
3. een verhuurinrichting van motorrijtuigen;
4. een herstel-inrichting;
5. eenige samenvoeging van 1, 2, 3 en/of 4.
art. 2 ge-
voorwaar-
bepalingen
voorwaar-
eenkomstig
ïebben ge-
aowel doen
Dmstig deze
erplicht die
ren op hun
schriftelijk
ekt:
oogste zal
in die met
Artikel 7.
1. Van een beschikking van Burgemeester en Wethouders
op een verzoek om vergunning of tot intrekking van een
vergunning, kan de aanvrager, onderscheidenlijk de hou
der der vergunning, in beroep gaan bij den Gemeenteraad.
2. Dergelijk beroep staat eveneens open van nadere eischen,
krachtens deze verordening door Burgemeester en Wet
houders gesteld.
3. Ten aanzien van dit beroep vinden de regelen, gesteld in
artikel 25 der Bouwverordening, overeenkomstige toepas
sing.
Artikel 8.
Het is hem, aan wien door den Gemeenteraad of door Bur
gemeester en Wethouders een schriftelijke vergunning is ver
leend, als bedoeld in art. 2, verboden een garage, ten aanzien
waarvan deze vergunning van kracht is, te hebben of te ge
bruiken zonder inachtneming van de voorschriften, genoemd
in de artt. 9 tot en met 36 dezer verordening (wat betreft
een in art. 1, sub a, bedoeld niet-openbaar terrein, zonder
inachtneming van de voorschriften, genoemd in de artt. 9, 10,
16, 27, 30, 31, 32, 33, 34 en 35 dezer verordening).
Artikel 9.
Garages, waarvan het oppervlak, gemeten binnen de om-
trekmuren, grooter is dan 250 M2., moeten ten minste twee
zoover mogelijk van en zoo veel mogelijk tegenover elkander
gelegen toegangen of uitgangen van voldoende breedte heb
ben, uitkomende op den openbaren weg of een daarmede, met