een cement-bepleistering op metaal- of steengaas tot een dikte van tenminste 2 cM. b. een gewapend beton- of andere constructie, uit een oogpunt van isolatie tegen brand, geluid en stank ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, gelijk te stellen met de onder a bedoelde constructie. 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd hiervan vrij stelling te verleenen voor bestaande gebouwen, welke naar hun oordeel niet om andere redenen behoeven te worden gewijzigd. Artikel 13. Garages, waarvan het oppervlak, gemeten binnen de om- trekmuren, niet grooter is dan 30 M2., gelegen onmiddellijk onder vertrekken, moeten daarvan gescheiden zijn door een plafond, bestaande uit een cement-bepleistering op metaal- of steengaas, tot een dikte van tenminste 2 cM., of een andere uit een oogpunt van isolatie tegen brand, geluid en stank, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, hiermede gelijk te stellen constructie. Artikel 14. Garages, niet onmiddellijk gelegen onder vertrekken, als mede uitgebouwde garagegedeelten, moeten zijn voorzien van een plafond, bestaande uit een cementbepleistering op metaal- of steengaas tot een dikte van tenminste 2 cM., een afdekking van gewapend beton of een andere uit een oogpunt van isolatie tegen brand, geluid en stank, ter beoordeeling van Burge meester en Wethouders, met vorengenoemde bepleistering gelijk te stellen constructie. Artikel 15. Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in art. 14 vrijstelling verleenen voor uitsluitend tot garage be stemde gebouwen, bestaande uit slechts één verdieping, welke ter beoordeeling van genoemd college, in verband met hun

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 367