11
110
t en in be-
net een ge-
het vloer-
als in lid
t tegen den
gezamen-
30 van het
racht; deze
irdiepingen
t brandvrij
te 0.25 M.
t een door
[te en bui-
uigkappen.
lingen van
dd moeten
omschre-
uchtkokers
en lucht-
ler grooter
n die ver-
rs moeten
van druk
vloer met
Drzien van
met een
aanvan-
van steen
of met
n samen-
3. Nader kan door Burgemeester en Wethouders worden
geëischt, dat de in lid 1 bedoelde werkkuilen of andere
verdiepte gedeelten worden aangesloten aan de gemeente
lijke rioleering, dan wel dat andere voorzieningen worden
getroffen ter verwijdering van het zich daarin verzamelen
de vuil of daarin achterblijvende vloeistoffen.
Artikel 24.
1. Bij garages van meer dan één verdieping moet, onvermin
derd het bepaalde in de Veiligheidswet, ten minste één in
de buitenlucht of in een brandvrij trappenhuis aange
brachte brandvrije trap aanwezig zijn, welke van elke ver
dieping af rechtstreeksche verbinding geeft met een open
terrein of een van de garageruimten brandveilig geschei
den ruimte met afzonderlijken uitgang.
2. Deze trap mag van de garageruimten uit niet anders toe
gankelijk zijn dan door middel van zichzelf sluitende
branddeuren.
3. In de afdekking van het in lid 1 genoemde trappenhuis
moet een rookluik van voldoende afmeting ten genoegen
van Burgemeester en Wethouders zijn aangebracht, het
welk van iedere verdieping af geopend kan worden.
Artikel 25.
1. Garages in kelderruimten zijn verboden.
Artikel 26.
1.
2.
Voor zoover niet krachtens de Hinderwet of de Veilig
heidswet eischen kunnen worden gesteld, wordt het vol
gende bepaald ten aanzien van liftinstallaties, liftdeuren
en liftkooien.
Liften binnen het gebouw, verbinding gevende tusschen
garage- en andere ruimten of tusschen garageruimten on
derling, moeten worden ondergebracht in schachten, welke
van die ruimten, gescheiden door gesloten wanden van
metselwerk, beton of brandvrij materiaal, en brandvrij zijn
afgedekt.