b. toestellen voor verwarming door middel van gas of electriciteit, mits deze speciaal zijn vervaardigd voor de verwarming van ruimten met brandgevaarlijken in houd en als zoodanig door Burgemeester en Wethou ders zijn goedgekeurd. 110 - 12 3. Deuren, vanuit garageruimten toegang gevende tot een lift binnen of buiten het gebouw, moeten als branddeuren zijn uitgevoerd en voorts zoodanig zijn ingericht, dat openen slechts mogelijk is, wanneer de liftkooi zich tegen over de deur bevindt. 4. Liftkooien, dienende voor vervoer van motorrijtuigen, moe ten geheel zijn vervaardigd van ijzer of ander naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders onbrandbaar materiaal. 5. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eischen stel len aan de in dit artikel bedoelde installaties. Artikel 27. 1. Op- en afritten tusschen den beganegrond en een hooger niveau mogen, wanneer zij grooter helling dan 1 of 30 hebben, in voor motorrijtuigen bestemde toegangen of uit gangen van garages niet voorkomen binnen een afstand van ten minste 5 M. van de weggrens. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen in verband met de veiligheid nadere eischen stellen ten aanzien van de hel ling van op- en afritten, van het beloop daarvan en ten aanzien van de richting en de lengte van den toegangs weg tot deze op- en afritten. Artikel 28. 1. Voor verwarming van garages mag slechts gebruik wor den gemaakt van: a. heete lucht-, warmwater- of stoombuizen, indien de stookgelegenheid is opgesteld in een van de garage brandveilig en gasdicht gescheiden ruimte, slechts toe gankelijk vanaf een open terrein of vanuit een niet met de garage in rechtstreeksche verbinding staande ruimte;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 372