13
110
2. Behoudens het bepaalde in het eerste lid, mogen geen toe
stellen ter verwarming in een garage aanwezig zijn.
Artikel 29.
1. Voor kunstverlichting mogen uitsluitend electrische gloei
lampen worden gebruikt, welke lampen evenals stopcon
tacten, schakelaars, afsluiters en veiligheden, behoudens
die aan de motorrijtuigen zelf, moeten zijn aangebracht op
ten minste 1.50 M. boven den garagevloer en voorts op
zoodanige wijze, dat beschadiging redelijkerwijze buiten
gesloten kan worden geacht.
2. De electrische gloeilampen in lid 1 bedoeld moeten, even
als de lampenhouders, door dichtsluitende schutglazen zijn
omsloten.
3. Looplampen moeten zijn voorzien van schutglazen en
schutkorven en moeten met een gummidichting gasdicht
zijn afgesloten; de bij de lampen behoorende kabels moe
ten van een dubbel gummi-omhulsel zijn voorzien.
4. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, moet de
electrische installatie steeds voldoen aan de voorschriften
van het gemeentelijk electriciteitsbedrijf te Breda.
Artikel 30.
1. Burgemeestêr en Wethouders schrijven de aanwezigheid
van doelmatige hand-brandbluschmiddelen voor, in ver
band met de grootte der garage en den aard daarvan.
2. Ten minste 25 L. zand moet op een doelmatige plaats zijn
opgeborgen in 2 roodgeverfde emmers met bolvormigen
bodem zonder rand, opgehangen aan een juk of jukken.
3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eischen
te stellen met betrekking tot de aanwezigheid van vaste
bluschinrichtingen, alsmede van een brandmeldingsinrich
ting, in garages, waarvan het oppervlak, gemeten binnen
de omtrekmuren, grooter is dan 250 M2.
Artikel 31.
1* In garages mag geen benzine aanwezig zijn, anders dan