- 17 -
110
Artikel 38.
1. Met het opsporen van overtredingen dezer verordening
zijn belast het Bouw- en Woningtoezicht en de ambte
naren der gemeentepolitie, benevens de opperbrandmees-
ter en diens plaatsvervanger.
2. De in dit artikel bedoelde ambtenaren en andere func-
tionarissen leggen, voor zoover zij niet reeds krachtens een
andere hoedanigheid de bevoegdheid tot opsporing van
overtredingen bezitten, in handen van den Burgemeester
de(n) volgende(n) eed of belofte af:
,,Ik zweer (beloof), dat ik de mij opgelegde plichten met
alle naarstigheid en zonder aanzien des persoons zal ver
vullen."
„Zoo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat beloof ik)."
Artikel 39.
wordt
geld-
1. Zoo dikwijls de zorg voor de nakoming van de bepalingen
dezer verordening dit vereischt, hebben de in art. 38 ge
noemde ambtenaren en andere functionarissen te allen tijde
vrijen toegang tot alle gebouwen en plaatsen, waar rede
lijkerwijze vermoed kan worden, dat een overtreding plaats
vindt of gevonden heeft.
2. In plaatsen, in het vorig lid bedoeld, die tevens woning
zijn, of alleen door eene woning toegankelijk zijn, treden
zij tegen den wil van den bewoner niet binnen dan op ver
toon van een schriftelijken bijzonderen last van den Bur
gemeester of van den Kantonrechter.
3. Van dit binnentreden en van de redenen, die daartoe ge
leid hebben, wordt door dengene, die deze handeling heeft
verricht, proces-verbaal opgemaakt, dat binnen tweemaal
vier en twintig uur aan hem, in wiens woning is binnen
getreden, in afschrift wordt medegedeeld.
3. De in het tweede lid van dit artikel bedoelde last houdt
in, voor welken tijd hij geldig is en mag niet tusschen
zonsondergang en zonsopgang worden uitgevoerd, tenzij
hij inhoudt, dat de uitvoering daarvan te allen tijde mag
plaats hebben.