11 No. 136. vordt met jke dienst, voor het zooals die ttreft tplichtwet, t voor de d No. 369), yereischten ziekte tplichtwet, voor het zooals die sub. c. der trve 1924 den tijd, lar bedoeld stuchtelijke heeft ienstplicht- achtste en soneel der ivijzigd) of Wet voor nr. 369) artikel 5, rsoneel der vijzigd) of Koninklijke mits de heeft voor onderzoek nd vonnis oorlogs- gevaar of andere buitengewone omstandigheden verplichten werkelijken dienst verricht, geniet gedurende 30 dagen de volle aan zijn ambt verbonden bezoldiging en daarna het geen deze meer bedraagt dan zijn militaire belooning. 2. Het eerste lid is eerst van toepassing, nadat de militair, hetzij vóór, hetzij gedurende de buitengewone omstandigheden een werkelijken dienst van 5 x/2 maand of, indien hij een eerste oefening van korteren duur te ver vullen had, deze oefening heeft volbracht. 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet a. ten aanzien van de buitengewone dienstplichtigen, die eerst in werkelijken dienst behoeven te komen na het jaar der lichting, waartoe zij behooren of naar hun leeftijd gerekend kunnen worden te be hooren b. voor de vrijwilligers van den landstorm, die hetzij een rang bekleeden, hetzij een bewijs van voor geoefendheid hebben verworven. Artikel 18. Op den ambtenaar, die in tijdelijken dienst is aangesteld, zijn de bepalingen, vervat in de artikelen 15, 16 en 17 slechts van toepassing tot en met den dag, waarop de burgerlijke betrekking zou zijn beëindigd, indien hij daaraan niet door den militairen dienst zou zijn onttrokken. Artikel 19. De bepalingen betreffende de bezoldiging en de periodieke verhoogingen lijden uitzondering, indien en voorzoover de Burgemeester in geval van het opleggen van een discipli naire straf anders mocht bepalen. Artikel 20. 1. De ambtenaar, die in het belang van den dienstver plicht wordt binnen de gemeente te verhuizen, ontvangt deswege een vergoeding, welke voor elk geval afzonderlijk door Burgemeester en Wethouders wordt bepaald.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 445