- 13 - No. 136 HOOFDSTUK V. Aanspraken in geval van ziekte. Par. 1. Pensioengerechtigde ambtenaren. Artikel 22. Bij verzuim wegens ziekte of ongeschiktheid tot werken behoudt de ambtenaar, voor wien de bijdragen bedoeld in art. 36, onder a. en/of b. der Pensioenwet 1922, S. 240, ter zake van zijn betrekking bij de gemeente-politie worden gestort, zijn volle bezoldiging gedurende één jaar, gedurende het daaropvolgende jaar 75% en gedurende den verderen duur der ziekte 50% zijner bezoldiging. Artikel 23. 1. Ter beantwoording van de vraag, of de diensther- vatting al dan niet is uitgesloten, kan de Burgemeester den ambtenaar te allen tijde verplichten zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek, hetzij ingevolge de bepa lingen der Pensioenwet 1922, S. 240, hetzij overeenkomstig Hoofdstuk VII van deze verordening. 2. De verplichting om zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek ingevolge de bepalingen der Pen sioenwet 1922, S. 240, wordt den ambtenaar niet opgelegd, dan nadat bij een geneeskundig onderzoek, als bedoeld in Hoofdstuk VII van deze verordening, de ambtenaar onge schikt is verklaard voor de verdere waarneming zijner be trekking. Artikel 24. 1. Aan den ambtenaar, die ingevolge een geneeskundig onderzoek, als bedoeld in hoofdstuk VII van deze verorde ning, ongeschikt wordt verklaard voor de verdere waarneming van zijn betrekking, wordt, behalve indien het gold een onderzoek als bedoeld in artikel 23, lid 2 en artikel 25, lid 2, nog gedurende één jaar ziektegeld uitgekeerd, tenzij hij aanspraak heeft op pensioen ten laste van het algemeen burgerlijk pensioenfonds of op een uitkeering als bedoeld in het volgend artikel.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 447