No. 136. 14 - 2. De bepaling van het eerste lid vindt gelijke toe passing, indien de ambtenaar na de ongeschikt verklaring ^ai door den Burgemeester wordt ontslagen. Pensi 3. Gedurende den tijd, dat ziektegeld genoten wordt hoogc overeenkomstig het tweede lid van dit artikel, zijn de artikelen 26, 31 onder 6, 34 en 37 van overeenkomstige parag toepassing. uitke{ gehee A r t i k e 1 25. of tei beroe 1. Aan den ambtenaar, die ingevolge de bepalingen der 3q Pensioenwet 1922, S. 240, ongeschikt wordt verklaard voor zijner de verdere waarneming van zijn betrekking en dientengevolge uitzicht heeft verkregen op pensioen, wordt geen ziektegeld meer uitgekeerd. De 2. Indien de ambtenaar, na een geneeskundig onderzoek in ar ingevolge de bepalingen der Pensioenwet 1922, S. 240, niet artik ongeschikt wordt verklaard voor de verdere waarneming gedri zijner betrekking, kan het geneeskundig onderzoek van Hoofdstuk VII van deze verordening worden herhaald. Wordt hij bij dit onderzoek ongeschikt verklaard voor de verdere waarneming van zijn betrekking, dan wordt hem een uitkeering toegekend ten bedrage en op den voet als gedu voor zijn pensioen zou gelden, indien hij op den lsten dag der maand volgende op die der ongeschiktverklaring 1"ia5S' gepensionneerd zou zijn geworden. 3. De bepaling van het 2e lid vindt gelijke toepassing, q indien de ambtenaar na de ongeschiktverklaring door den amb Burgemeester wordt ontslagen. onts 4. Op hem, die de uitkeering volgens het 3e lid geniet, zijn de artikelen 23, 1ste lid, 26, 27, 29, 31 onder 4e en 6e, 34 en 37 van overeenkomstige toepassing. I V 5. Maakt in het geval van ontslag de ambtenaar gebruik een van de hem bij genoemde wet gegeven gelegenheid om het twei behoud van uitzicht op pensioen voor zijn na te laten ophi betrekkingen te verzekeren, dan wordt te zijnen behoeve geni voorzien in de daarvoor vastgestelde bijdrage aan het gem algemeen burgerlijk pensioenfonds. besc

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 448