- 15 -
No. 136.
Artikel 26.
Aan den ambtenaar, die ingevolge artikel 78, lid 4 der
Pensioenwet 1922 uitzicht op invaliditeitspensioen of ver
hoogd invaliditeitspensioen heeft verloren, zoowel als aan
hem, die zich niet houdt aan de verplichtingen hem bij deze
paragraaf opgelegd, kan door den Burgemeester verdere
uitkeering bij ziekte of ongeschiktheid tot werken voor den
geheelen duur daarvan of voor een bepaalden tijd geheel
of ten deele worden onthouden, een en ander behoudens
beroep van den ambtenaar op het scheidsgerecht binnen
30 dagen, nadat de beslissing van den Burgemeester te
zijner kennis is gebracht.
Artikel 27.
De kosten van het geneeskundig onderzoek, als bedoeld
in art. 74 der Pensioenwet 1922 worden, indien zij ingevolge
artikel 80 dier wet niet door het Pensioenfonds worden
gedragen, door de gemeente aan den ambtenaar vergoed.
Artikel 28.
Indien de ziekte of ongeschiktheid tot werken ontstaan is
in verband met de dienstbetrekking, geniet de ambtenaar
gedurende ten hoogste 3 jaar zijn volle bezoldiging als
ziektegeld. Overigens zijn de voorgaande bepalingen toe
passelijk.
Artikel 29.
Geen ziektegeld wordt langer uitgekeerd dan totdat de
ambtenaar met aanspraak op wachtgeld of pensioen wordt
ontslagen.
Artikel 30.
Voor de toepassing van de voorgaande artikelen, wordt
een ziekte of ongeschiktheid tot werken, opgetreden binnen
twee maanden na herstel van eenzelfde ziekte of na het
ophouden van een ongeschiktheid tot werken, die blijkens
geneeskundige verklaring uit dezelfde oorzaak als eerst
genoemde voortvloeit, als een ziekte of ongeschiktheid
beschouwd, die met de vorige één geheel uitmaakt.