- 17 - No. 136. of onge- of onge- gen duurt, ien ziekte of en, telkens ommissaris onderzoek, de Burge- leesheeren, II van deze overeen- ïr hem tot nzij hij ten oonen, dat egel voor an controle an Politie, zijn geval uitkeering deze het hij tijdens beid voor it, welke worden, met zijn dienstbetrekking, op zijn verzoek de kosten van geneeskun dige hulp, verpleging, genees-, heel-, verband- en ontsmet tingsmiddelen en van de door den Directeur der G. G. en G. D. noodig geoordeelde bijzondere behandelingsmethode kunstledematen vergoed, mits door hem zoo spoedig en mogelijk van het ongeval wordt kennis gegeven aan den Commissaris van Politie en daarbij door hem de voorschrif ten worden in acht genomen in eenige andere verordening of door den Burgemeester te geven. Artikel 34. 1. De ambtenaar, die tijdens zijn ziekte of ongeschiktheid tot werken door den Burgemeester na een geneeskundig onderzoek als in Hoofdstuk VII van deze verordening be doeld, in staat wordt geacht eenigen arbeid te verrichten, die hem in verband met zijn persoonlijkheid en omstandig heden redelijkerwijs kan worden opgedragen en die niet van denzelfden aard behoeft te zijn als de arbeid, die hij gewoon was in dienst der gemeente te verrichten, is ver plicht dezen arbeid op zich te nemen. 2. Indien de ambtenaar, die ziekteverlof geniet, met verlof van den Burgemeester en bezoldigde werkzaamheden voor anderen verricht, dan wordt het bedrag dezer bezoldi ging nauwkeurig door hem opgegeven en in mindering gebracht op de uitkeering in deze paragraaf bedoeld. Artikel 35. Alvorens een ambtenaar, die in het genot van ziekte verlof is geweest, tot het verrichten van zijn werkzaamheden wordt toegelaten, kan door den Burgemeester of Commis saris van Politie gevorderd worden, dat hij een geneeskun dige verklaring overlegt, inhoudende, dat hij wederom tot het verrichten van zijn werkzaamheden in staat is. Artikel 36. Blijkt een ambtenaar in zoodanige mate ziek of ongeschikt tot werken, dat hij niet langer in staat is zijn bezigheden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 451