19 No. 136. Artikel 40. 1. Gaat een ambtenaar, onder deze paragraaf begrepen, tijdens een ziekte of ongeschiktheid tot werken over naar de categorie onder Par. 1 bedoeld, dan wordt de tijd door hem vóór dezen overgang in onafgebroken ziekteverlof doorgebracht, beschouwd als reeds te zijn doorgebracht als ambtenaar in Par. 1 bedoeld. 2. Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofd stuk wordt elke door den ambtenaar bekleede betrekking als een afzonderlijk geheel behandeld. HOOFDSTUK VI. Wachtgeld. Artikel 41. 1. Aan den ambtenaar in vasten dienst, die wegens op heffing zijner betrekking of wegens verandering in de inrich ting van de gemeentepolitie, waardoor zijn werkzaamheden overbodig zijn geworden, eervol wordt ontslagen, wordt met ingang van den dag van ontslag, voor zoover hij als dan niet in de termen valt om pensioen uitgezonderd vervroegd ouderdomspensioen, bedoeld in art. 48, le lid onder b., der Pensioenwet 1922, S. 240 te genieten, ten laste der gemeente een wachtgeld toegekend op den voet der volgende bepalingen. 2. Een zoodanig wachtgeld wordt ook toegekend aan den ambtenaar in vasten dienst, die op eigen verzoek eervol ontslag verkrijgt, mits dat verzoek is ingediend, nadat hem door den Burgemeester mededeeling is gedaan van het voornemen om zijn betrekking op te heffen of de inrichting van de gemeentepolitie zoodanig te veranderen, dat zijn werkzaamheden overbodig zullen worden. 3. In vasten dienst wordt mede geacht te zijn de amb tenaar in tijdelijken dienst, die een niet wezenlijk onder broken diensttijd als zoodanig van ten minste vijf jaren heeft vervuld, tenzij hij belast is met werkzaamheden, die een tijdelijk karakter dragen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 453