- 21
No. 136.
een tijdvak
kostwinner
s maanden
de de vol-
aarop vol-
d volgende
laatstelijk
geen kost-
e onder a.
laatstelijk
daarvan
htgeld niet
:n, waarop
verleende
van eeni-
niet meer
hij gepen-
en naar de
artikel 54,
'40), in de
n ontslag
itslag die
duur van
en niet-
2 wordt
in aan-
tide, dat
diensttijd in een bijbetrekking slechts in aanmerking komt,
indien het wachtgeld uit hoofde van ontslag uit die betrek
king wordt toegekend en dat, indien de diensttijd wegens
ontslag is onderbroken geweest, de tijd vóór de onderbre
king, behalve voor de toepassing van artikel 45 1ste lid,
slechts medetelt, indien de onderbreking minder dan één
jaar heeft geduurd.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere
gevallen diensttijd, die vooraf ging aan een onderbreking
van een jaar of langer, geheel of gedeeltelijk doen medetellen.
3. Onder laatstelijk genoten bezoldiging worden voor de
toepassing van dit hoofdstuk verstaan de bezoldiging, de
toelagen, die in den pensioensgrondslag worden opgenomen,
en de tijdelijke kindertoeslag, die door den op wachtgeld
gestelde op den dag vóór het ontslag werden genoten.
4. Indien in de bezoldiging, de toelage en de tijdelijke
kindertoelage, in het eerste lid bedoeld, uit andere hoofde
dan wegens periodieke verhoogingen, wijziging zou zijn
gekomen, wanneer de op wachtgeld gestelde op de laatste
lijk genoten bezoldiging in dienst ware gebleven, geldt van
den datum van inwerkingtreding dier wijziging af het aldus
gewijzigd bedrag als laatstelijk genoten bezoldiging.
Artikel 45.
1. Voor zooveel een ambtenaar, als bedoeld in artikel 41,
ten tijde van het ontslag een diensttijd van ten minste 10
jaren heeft volbracht en het aantal jaren van den diensttijd
te zamen met het aantal jaren van den leeftijd, die hij ten
tijde van het ontslag heeft bereikt, 60 of meer bedraagt,
wordt hem na afloop van de in artikel 42 bedoelde termijnen
een verder genot van wachtgeld toegekend ten bedrage van
het wachtgeld, dat hij onmiddellijk voor den afloop van die
termijnen genoot.
2. In bijzondere gevallen kan de toekenning van wacht
geld tot een bedrag van ten hoogste 65 ten honderd van
het laatstelijk genoten wachtgeld voor een bepaalden tijd na
het verstrijken der vooromschreven termijnen worden voort
gezet.