No. 136. 24 - van de gemeentepolitie zoodanig te veranderen, dat zijn werkzaamheden overbodig zullen worden. Artikel 48. 1. Het wachtgeld vervalt, zoodra de op wachtgeld ge stelde in het genot van pensioen uitgezonderd ver vroegd ouderdomspensioen bedoeld in art. 48, eerste lid, onder b. der Pensioenwet 1922, (S. 240) wordt gesteld of den leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. 2. Voorts kan het wachtgeld door Burgemeester en Wet houders worden vervallen verklaard, indien de op wachtgeld gestelde zich zoodanig gedraagt, dat hij, ware hij in dienst gebleven, naar het oordeel van den Burgemeester zou zijn ontslagen. Bij de constateering van het feit, of de wacht gelder, ware hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen, vinden de bepalingen omtrent de wijze van oplegging van disciplinaire straffen overeenkomstige itoepassing. De op wachtgeld gestelde is verplicht bij het onderzoek alle mede werking te verleenen op straffe van algeheel verval van het wachtgeld. 3. Gelijke vervallenverklaring kan plaats vinden, indien de op wachtgeld gestelde zich in het buitenland vestigt of geacht moet worden aldaar duurzaam te verblijven, tenzij hem voor deze vestiging of dit verblijf toestemming door Burgemeester en Wethouders is verleend. Artikel 49. 1. Indien een op wachtgeld gestelde vrouw in het huwe lijk treedt, vervalt het wachtgeld voor den duur van het huwelijk. 2. Hetzelfde geldt voor de op wachtgeld gestelde vrouw, die in concubinaat gaat leven. Artikel 50. De op wachtgeld gestelde is verplicht zich na schriftelijk bericht van Burgemeester en Wethouders te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek als bedoeld in de artikelen 76 en volgende der Pensioenwet 1922.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 458