- 27 - No. 136. HOOFDSTUK VIII. Overgangsbepalingen. Artikel 57. De bezoldiging van de bij het inwerking treden dezer verordening in dienst zijnde drie hoofdagenten-rechercheur wordt in afwijking van artikel 6 bepaald op f 47.27 per week. Het tweede lid van artikel 5 is op hen niet van toepassing. Artikel 58. 1. Aan de ambtenaren, die ingevolge de bij deze ver ordening ingetrokken regeling van 1 December 1927 (G.B. No. 437) in het bezit waren van een diploma-toelage, blijft deze toelage uitgekeerd, echter beperkt, voor zooveel den hoofdinspecteur en de inspecteurs betreft, tot een bedrag van f 100.en voor zooveel betreft de hoofdagenten en de agenten, tot een bedrag van f 26.voor een diploma zonder en van f 52.voor het diploma met aanteekening. 2. De toelagen, in dit artikel genoemd, worden uitgekeerd voor een evenredig gedeelte bij elke betaling van bezoldiging. Artikel 59. 1. Een ambtenaar, in dienst bij het inwerking treden van deze verordening, wordt voor de berekening van zijn bezoldiging ingevolge deze verordening geacht een aantal dienstjaren te hebben gelijk aan het aantal periodieke ver hoogingen, dat hij ingevolge de vervallen verordening op dat tijdstip genoot. 2. Voor hen, die in den loop van het jaar 1936 ingevolge de oude verordening recht zouden krijgen op een periodieke verhooging, wordt deze vervroegd tot 1 Januari 1936 voor zoover zij zou ingaan vóór of op 1 Juli 1936 en verschoven naar 1 Januari 1937, zoo zij zou ingaan na 1 Juli 1936. 3. De op 1 Januari 1936 in functie zijnde hoofdagenten en agenten, voor wie het aantal periodieke verhoogingen ingevolge deze verordening wordt gebracht van 2 op 6

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 461