No. 136. - 28 - of van 4 op 6, worden, in afwijking van het eerste lid van dit artikel, geacht een aantal dienstjaren te hebben, gelijk aan het aantal periodieke verhoogingen, dat zij ingevolge de vervallen verordening op dat tijdstip genieten, vermeer derd met 4, respectievelijk 2. Artikel 60. Degenen, die op het tijdstip van inwerkingtreding dezer verordening een kinderbijslag ontvangen voor minder dan drie kinderen, overeenkomstig de bij raadsbesluit van 22 Maart 1921 (G. B. No. 324) vastgestelde regeling van den kinderbijslag, behouden binnen de leeftijdsbeperking dier regeling, den op dit tijdstip genoten bijslag met betrekking tot het kind of de kinderen, waarvoor hij is toegekend, totdat zij voor toepassing van artikel 8 in aanmerking komen. Artikel 61. Indien voor een op den datum van inwerkingtreding van deze verordening in dienst zijnden ambtenaar toepassing van deze verordening meer dan 10 °/0 nadeeliger is dan de re geling, die voor zijn functie onmiddellijk vóór deze verorde ning gold, wordt tot 1 Januari 1937 de achteruitgang in bezoldiging tot 10 °/0 beperkt en vanaf dien datum tot 1 Januari 1938 tot 20 °/o van de vroegere bezoldiging. HOOFDSTUK IX. Slotbepaling. Artikel 62. Deze verordening treedt in werking met ingang van den lsten dag der maand volgende op die, waarop de Koninklijke goedkeuring is verkregen, behoudens de bepalingen van Hoofdstuk II, IV en VIII, die in werking treden op 1 Januari 1936.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 462