3
No. 142.
b. tot het intrekken van de beide sub a genoemde besluiten
en tot het met inachteneming der onder a bedoelde wij-
ziging opnieuw vaststellen van die besluiten;
c. tot beantwoording van het bovenbedoeld schrijven van
Gedeputeerde Staten in den hierboven vermelden zin.
Burgemeester en Wethouders van Breda;
J. J. VAN BUITENEN, loco-Burgemeester.
VAN WOENSEL, Secretaris.
ONTWERP-BESLUÏT.
De Raad der gemeente Breda;
besluit:
A. Het raadsbesluit dd. 24 Maart 1936 tot instelling van een
gemeentelijk woningbedrijf, te wijzigen in dezen zin, dat
onder a wordt gelezen:
,,Op den voet van art. 252 der Gemeentewet in te stellen
een gemeentelijk woningbedrijf"
en dat onder b sub 1 wordt gelezen:
,,de als woningen en winkels in gebruik zijnde, niet
voor den openbaren dienst bestemde, eigendommen der
gemeente".
B. De bij raadsbesluit dd. 24 Maart 1936 vastgestelde be-
heersverordening voor het Woningbedrijf te wijzigen in
dezen zin, dat
a. art. 4 lid 4 wordt gelezen:
,,Naar een rentevoet, gelijk aan die, welke door de Bank
voor Nederlandsche Gemeenten voor deposito's wordt ver
goed, resp. voor saldi te haren gunste wordt in rekening
gebracht, wordt over de saldi in rekening-courant ten