3
No. 145.
2. De periodieke verhoogingen gaan in op den lsten
Januari van elk kalenderjaar. Voor de toekenning van de
eerste periodieke verhooging voor een werkman, die in den
loop van een kalenderjaar wordt aangesteld, wordt de tijd,
die verloopen is vanaf den dag van zijn aanstelling tot den
lsten Januari d.a.v., voor een vol jaar gerekend, ofwel buiten
rekening gelaten, al naar gelang de aanstelling vóór of op
1 Juli dan wel na 1 Juli is ingegaan.
3. Burgemeester en Wethouders kunnen een toelage tot
een bedrag van 350.per jaar en onder goedkeuring van
den Raad boven 350.tot een maximum van 500.toe
kennen aan een werkman, die met speciale werkzaamheden
buiten zijn hoofdbetrekking is belast.
Artikel 3.
1. Boven en behalve het loon in artikel 2 bepaald, wordt
aan den werkman die gehuwd, weduwnaar of gescheiden van
echt is en wettige of gewettigde, eigen- of stiefkinderen te
zijnen laste heeft, een tijdelijken kindertoeslag toegekend van
5 van het loon voor elk kind beneden den leeftijd van 18
jaar, te beginnen met het derde kind.
2. Voor de berekening van den uit te keeren toeslag wordt
voor elk jaar de toestand genomen op 1 Januari; in het jaar
van aanstelling de toestand op den dag van aanstelling. Ver
anderingen tusschentijds zijn niet van invloed op het bedrag
van den over het loopende jaar uit te keeren toeslag.
3. De toeslag wordt uitbetaald overeenkomstig een door
Burgemeester en Wethouders bij het begin van elk jaar vast
te stellen lijst, tegelijk met het weekloon, ook dan wanneer
volgens de bepalingen van het W^erkliedenreglement ziekte-
geld wordt genoten.
4. Voor de toepassing van dit artikel worden onder kin
deren tevens verstaan de pleegkinderen, die deel uitmaken van
het gezin van den werkman, geheel als eigen kinderen door
hem worden onderhouden en opgevoed en voor wie de aftrek
van het belastbaar inkomen voor de Rijksinkomstenbelasting
is toegestaan, zulks met inachtneming van de leeftijdsgrens in
lid 1 genoemd.