No. 230.
2
Aan Zijne Excellentie den Heer
Minister van Sociale Zaken
te s-Gravenhage.
Breda, 15 October 1936.
No. 1/2927 Bijlagen:
Hierbij nemen wij de vrijheid het volgende onder de
aandacht van Uwe Excellentie te brengen.
Bij onzen brief van 19 Augustus j.l., nr. 1/2381, verzochten
wij deze gemeente voor de steunverleening in een hoogere
klasse te willen plaatsen.
Ofschoon ons verzoek in nauw verband stond met het
intrekken van den huurtoeslag en de financieele gevolgen
voor de tot nu toe gesteunden in feite tijdelijk ongedaan zijn
gemaakt door Uw circulaire van 6 October j.l., nr. 201-
1362, afdeeling W. en S., meenen wij dat er bijzondere
omstandigheden zijn om ons verzoek in te willigen.
Reeds eerder, t.w. bij onzen brief van 20 Juli 1934,
nr. 1/2226 verzochten wij Uwe Excellentie, het eenstemmig
besluit van den Gemeenteraad om de derde klasse der steun
regeling voor Breda van toepassing te verklaren, goed te
keuren. Bij Uw brief van 21 Augustus 1934, nr. 221-152 I,
afd, W. en S., werd op ons verzoek afwijzend beschikt.
Bij ons schrijven van 13 October 1934, nr. 1/2927, hebben
wij ons -vertrouwende op een herziening noodgedwongen
bij Uwe beslissing neergelegd.
Zooals wij reeds in onzen brief van 20 Juli 1934, nr. 1/2226
deden uitkomen, was de steunregeling in verhouding tot
zeer vele gemeenten met eenzelfden loon- en levensstandaard
als hier geldt, matig en zeker niet hoog te noemen.
Tengevolge Uwer circulaire van 23 Juni 1934, nr. 152 I,
afd. W. en S., zijn de matige steunnormen dezer gemeente
evenveel verlaagd als de hoogere elders.
De uitkeeringen zijn menigmaal zoodanig verminderd, dat
zij niet alleen in vergelijking met wat elders blijft, maar ook
op zichzelf genomen, te laag zijn.