No. 253
253
BIJLAGEN 1936.
4 November 1936,
No. V/2993.
SCHRIJVEN, daarbij ter vaststelling
aanbiedende ontwerp-verordeningen
op de heffing en invordering van
rechten wegens gebruik van en we
gens het hebben van voorwerpen
onder, op of boven voor den open
baren dienst bestemden gemeente
grond of voor den openbaren dienst
bestemd gemeente-water.
Aan den Gemeenteraad.
Bij raadsbesluit van 15 November 1902 werd vastgesteld
een verordening tot heffing van een recht voor het gebruik
van openbaren gemeentegrond, welke tot op heden nog steeds
van kracht is (G.B. Nr. 94). Deze verordening is uiteraard
verouderd, zoowel wat betreft het aantal der objecten aan
de heffing onderworpen als de bedragen, die aan de gemeente
worden vergoed.
Nu de ontwerp-begrooting 1937 een meerdere bate ter zake
niet kan missen, is er te meer aanleiding deze verordening
aan een herziening te onderwerpen. Op deze begrooting is
een inkomst uit dezen hoofde uitgetrokken van 8400,een
bedrag, dat in vergelijking met de opbrengst in andere ge
meenten laag te noemen is.
Uiteraard is moeilijk te zeggen, welke opbrengst uit de
verordening, die in ontwerp hierbij gaat, mag worden ver
wacht. Een schatting zou slechts dan waarde hebben, indien
er een telling aan vooraf ging, die met het oog op den korten
tijd van voorbereiding bezwaarlijk is. Wel is overwogen, dat
de bate, die de verordening dient op te leveren, niet groot
behoeft te zijn. Als gevolg daarvan zijn vele objecten, die in
andere gemeenten voor belasting in aanmerking worden ge
bracht, hier buiten beschouwing gelaten. Wij denken hierbij
o.a. aan het hebben van zonneschermen, reclameborden, spion
spiegeltjes, vlaggestokken, balcons, voetenkrabbers. Evenmin
zijn belast bordessen, kelderingangen, stoepen e.d., waardoor
de moeilijke kwestie van het heffen van een recht, daar waar