- 9 No. 253. ONTWERP-VERORDENING op de invordering van rech ten wegens het gebruik van en wegens het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor den openbaren dienst bestemden gemeentegrond of voor den openbaren dienst bestemd gemeentewater. Artikel 1. De invordering van de rechten, genoemd in de heffings verordening geschiedt overeenkomstig de artikelen 291 tot en met 304 der Gemeentewet, met dien verstande, dat voor de toepassing van artikel 297, de directeur van Openbare Wer ken in de plaats treedt van den Raad en Burgemeester en Wethouders en dat voor de toepassing van de artikelen 299 en 300 de Gemeente-Ontvanger in de plaats treedt van den Raad en den Burgemeester. Artikel 2. Vergunningen, tot wederopzeggens verleend, worden, be houdens voor de eerste maal bij het uitreiken der vergunning, indien deze uitreiking in den loop van het belastingjaar plaats heeft, ten kohiere gebracht vóór den lsten Maart van elk jaar. De Ontvanger zendt binnen een maand na ontvangst van de kohieren aan ieder aangeslagene een gedagteekend aan slagbiljet, waarvan het model door Burgemeester en Wet houders wordt vastgesteld. De betaling dezer rechten moet geschieden ten kantore van den Gemeente-Ontvanger op de wijze als in het aanslagbiljet vermeld, binnen een maand na dagteekening van het aanslagbiljet. Bij bedragen boven 20,— is betaling in vier wekelijksche termijnen toegestaan. Artikel 3. Het recht voor de vergunningen, niet bedoeld in het vorig artikel, wordt voldaan ten kantore van den Gemeente-Ont vanger tegen een door of namens dezen af te geven gedag teekend ontvangbewijs. Artikel 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 306 der Gemeente wet, wordt met hechtenis van ten hoogste twee maanden of

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 787