No. 255. 8 - HOOFDSTUK VII. De teruggang van het nadeelig slot van 19.000,tot 17.800,— wordt o.m. veroorzaakt door de ruim 1.500, lagere raming van volgno. 488 „Onderhoud enz. van be zittingen niet voor den publieken dienst gebruikt". Wel kon anderzijds in afwijking van 1936 geraamd wor den 3.000,wegens tijdelijk belegd kasgeld (volgno. 59c), doch dit voordeel werd te niet gedaan door de lagere raming der huuropbrengst van huizen en andere gebouwen (volg no. 52). HOOFDSTUK VIII. Par. 7. Het nadeelig slot van dit hoofdstuk daalde van 101.785, tot 98.820,--. Dit voordeelig verschil is ontstaan door de omstreeks 10.000,lagere raming van de vergoeding aan bijzondere schoolbesturen voor terreinen en gebouwen (volgnr. 594); een gevolg van de wettelijke verlaging van het rentepercentage, alsmede door het vervallen van de bij drage van rond 4.000,aan den kapitaaldienst (volgno. 601). Gedeeltelijk ging het daardoor ontstane voordeel weer ver loren door een 3.000,lagere raming van de opbrengst der schoolgelden (volgno. 88) en de hoogere raming van de navolgende posten: 592. Vergoeding ex art. 101 l.o.wet 1920 5.000, 598. Rente van geldleeningen1.500, 599. Aflossing van geldleeningen1.500, HOOFDSTUK VIII. Par. 13. Op de begrooting 1936 sloot dit hoofdstuk met een na deelig slot van 26.080, De stijging van dit nadeelig slot tot 33.380,op de thans voorliggende begrooting wordt veroorzaakt door de hoogere bijdrage in de kosten van rijks hoogere burgerscho len. Bij de raming van die bijdrage moest rekening worden gehouden met de nieuwe daarvoor in de zgn. „Bezuinigings- wet" van 29 November 1935 neergelegde normen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 814