No. 259. 2 ONTWERP-VERORDENING, REGELENDE DE PENSIONNEERING VAN DE WETHOUDERS. Artikel 1. Hij, die gedurende tenminste twee achtereenvolgende jaren wethouder der gemeente Breda is geweest, heeft met ingang van den datum van aftreding als zoodanig (voorzoover hij alsdan niet pensioengerechtigd is) ingevolge deze verordening aanspraak op wachtgeld gedurende gelijken tijd als de be trokkene wethouder is geweest tot een maximum van drie jaren; Het wachtgeld bedraagt voor het eerste jaar 75 voor het tweede jaar 50 en voor het derde jaar 25 van de jaarwedde, die de wethouder ingevolge artikel 100, le lid, der Gemeentewet laatstelijk genoot; Het wachtgeld vervalt, indien de gewezen wethouder in de termen valt om als zoodanig, ouderdomspensioen te genieten ten laste van de gemeente Breda. Artikel 2. Hij, die tenminste 8 jaar wethouder der gemeente Breda is geweest, heeft aanspraak op ouderdomspensioen, indien hij op den datum van aftreding den leeftijd van 65 jaren heeft bereikt, zoomede bij het bereiken van dien leeftijd na ge noemden datum. Dit pensioen bedraagt voor elk kwartaal, dat hij wethouder is geweest, 31,25 tot een maximum van de helft van de laatstelijk genoten jaarwedde per jaar. Gedeelten van een kwartaal van 45 dagen of minder worden bij de berekening verwaarloosd. Gedeelten van meer dan 45 dagen worden voor een vol kwartaal gerekend. Artikel 3. Voor de berekening van het pensioen of wachtgeld blij ft buiten aanmerking de tijd, gedurende welken de wethouder anders dan wegens ziekte of ongeval afwezig is geweest, in-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 828