7
No. 259.
waarop het recht daarop ontstaat en eindigt op den dag
waarop dit recht vervalt. Indien het echter later is aan
gevraagd dan 6 maanden na het tijdstip waarop het
recht ontstaat, gaat het in op den dag der aanvraag,
met dien verstande, dat de tijd, verstreken tusschen het
tijdstip in den eersten zin bedoeld en den dag der aan
vraag, wordt beschouwd als reeds voor pensioen in aan
merking gebracht.
2. Verhooging van het weezenpensioen gaat in, den eersten
dag der maand volgende op dien, waarin het recht op
verhooging is ontstaan.
Artikel 13.
1. Het pensioen of wachtgeld bij vooruitbetaling voldaan
in driemaandelijksche termijnen op den eersten werkdag
der maanden Januari, April, Juli en October. Indien de
dag waarop het pensioen of wachtgeld, of de verhooging
van het pensioen ingaat, niet samenvalt met den eersten
dag van een kwartaal, geschiedt de eerste betaling op
den derden werkdag nadien, waarop het pensioen of
wachtgeld of de verhooging van het pensioen door den
Raad is toegekend tot een evenredig bedrag over het tijd
vak van den dag, waarop het pensioen of wachtgeld of
de verhooging van het pensioen ingaat, tot het einde van
het loopende kwartaal.
2. Bij tusschentijdsche beëindiging van het recht op of bij
tusschentijdsche vermindering van het pensioen behoeft
het over het loopende kwartaal teveel ontvangene niet te
worden teruggegeven.
3. Een vermindering van pensioen, als in artikel 9 bedoeld,
geschiedt bij elke uitbetaling van pensioen tot een voor-
loopig door den Gemeenteraad vastgesteld bedrag. Defi
nitieve verrekening vindt plaats na afloop van elk kalen
derjaar bij de uitbetaling op den eersten werkdag.
Artikel 14.
In afwijking van de bepalingen dezer verordening blijven
voor de op 13 Juni 1935 in functie zijnde wethouders, voor